Gisteren bracht ik werkboekje nummer drie langs bij mijn neefje van 8 jaar. Bij het huis van mijn broer en schoonzus aangekomen, kwam hij juist op zijn rolschaatsen naar buiten. Afgericht als wij beiden sinds kort zijn om elkaar niet in de armen te vliegen, zochten we op flinke afstand elkaars ogen – beiden zichtbaar in de war gebracht door de krankzinnige situatie. Zijn kleine lachje daarbij was hemels. In gedachten tilde ik hem op zoals ik altijd doe en fluisterde: “Dag mijn kleine vriendje” in zijn oor.
Van social distancing zoals dat tegenwoordig heet ten gevolge van de C-crisis (ik krijg de naam van dat ellendige virus niet over mijn lippen) is in Nederland, geloof ik, geen sprake. Iedereen houdt meer van iedereen dan ooit en vindt nieuwe – of misschien zelfs voor het eerst – manieren om daar uiting aan te geven. Elkaar niet kunnen omhelzen blijft echter een onoverkoombaar gemis. Hoe breng je andersoortige zoentjes aan elkaar over?
De Nederlandse scholen waren nog geen week dicht of ik vernam dat mijn neefje het thuisonderwijs dat zijn meester iedere ochtend online opstart spannend en leuk vindt, maar dat hij vervolgens steeds als een razende Roeland door zijn thuisopdrachten flitst. Wat extra uitdaging zou welkom zijn, begreep ik van mijn broer. Nou wil het feit dat ik juist op dat moment in een nostalgische opwelling een door mij samengestelde map met kindertekeningen van Ricardo’s dochter (inmiddels volwassen) aan het bekijken was. Er waren ook maffe werkbladen bij die ik vroeger tijdens de zomervakantie voor haar maakte. Dat bracht me op het idee. Ik zou een werkboekje maken voor mijn neefje. De werkbladen zou ik zelfs aantrekkelijker kunnen vormgeven dan toen, omdat ik me ondertussen heb geoefend in hoogdruktechniek en ze zou kunnen verluchtigen met meerkleurige eigen stempels.
Al snel was ik avond aan avond opdrachtjes aan te schrijven en stempels aan het afdrukken, want onmiddellijk na het eerste werkboek kreeg ik via Whatsapp een bestelling door van mijn neefje voor een tweede boekje. Ondertussen was ik al voor een nichtje van elf jaar uit Ricardo’s familie aan de slag gegaan en had een aantal collega’s met kinderen in uiteenlopende leeftijden vanaf 3 jaar er lucht van gekregen. Ze bleken aan te slaan, mijn provisorisch gebonden boekjes met handgeschreven, op de betreffende kinderen gerichte opdrachtjes, voorzien van ambachtelijke stempels op blaadjes met een opzettelijk klunzige bladspiegel – en dat in tijden van I-pads, gaming en Netflix. Ik ontving foto’s en filmpjes van kinderen die er vrolijk mee in de weer zijn.
Vlijtig en met een hart vol geluk wijd ik me in deze tijden van C. aan een groeiende serie persoonlijke werkboekjes. Herinneringen aan mijn kindertijd wellen daarbij regelmatig in mij op. Ik bestierde als zevenjarige namelijk een weeshuis met bijbehorende school en vond het destijds heerlijk om voor mijn poppen en mijn drie jaar jongere buurmeisje werkbladen te maken.
Dat kinderspel oefenen voor later is, is hiermee maar weer eens aangetoond. Als volwassene vertelde mijn buurmeisje mij dat ze in de eerste klas van de lagere school tot haar verbazing ontdekte dat alle kinderen de eerste beginselen van schrijven, lezen en rekenen nog onder de knie moesten zien te krijgen terwijl zij dat alles al kon.
Inmiddels heb ik afgezien van een blij gemoed en een zere arm van het handmatig afdrukken van stempels (één boekje maken neemt ongeveer vier uur tijd), een nieuw idee. Ik wil dóór en overweeg om een in eigen beheer gedrukt werkboek voor kinderen uit te brengen. Nog meer zoentjes in inkt voor nog meer kinderen!
Een aantal pagina’s uit werkboekjes van de afgelopen week.