‘Basisvaardigheden leidinggeven’, zo heette de cursus. Daar kun je maar beter goed in zijn tegenwoordig. Vooral als je afdelingshoofd bent.
De eerste les brak aan. Iedereen was er.
Hoe zou het gaan? De hoofden vroegen het zich af.
Zou het een dans worden? Vol kleur en vuur.
Of was het een proef, met onbekende bedoeling? Een laboratorium. Ze hoopten van niet.
Je blootgeven hoorde er vast ook bij, vermoedden ze al snel.
‘Wat als we alles fout doen? Hoe loopt het dan met ons af?’
De afdelingshoofden stelden zich die vraag.
Kijk, ze staan klaar! Dapper en geconcentreerd.
Toen begon het oefenen. Ze deden hun best.
Om de beurt kregen ze de bal.
Die moesten ze vangen. Dat kon niet anders.
De afdelingshoofden oefenden en oefenden.
En sprongen ook door hoepels.
Soms deden ze zich pijn, aan iets héél kleins.
Dat hoorde er ook bij.
De cursus bleek een laboratorium, met de beste bedoelingen.
Soms groeide er een takje inzicht uit.
Een enkeling vroeg zich af of het spel was of echt. En wie je dan mag zijn.
Iedereen was haar weleens. Edith – met blosjes en nerveuze vingers.
Maar dat vertelden ze pas aan het einde.
Met elkaar praten is als een vlechtwerk. De uitkomst laat zich niet voorspellen.
Als het lukt ontstaat er een kom – voor gedachten om in te rijpen.