JvO, Sofia Gubaidulina als kind | acrylverf op print, 2020
Componist Sofia Gubaidulina (Tsjistopol, 1931) groeit op in de Sovjet-Unie. Haar kindertijd in de industriële omgeving van Kazan is grauw. Er is weinig: geen speelgoed, geen boeken en vaak ook geen eten, maar verveling is er in overvloed. Daarmee doet zij haar voordeel – haar geest wordt aan het werk gezet. Verlangend naar struiken, gras en bomen op een kale binnenplaats vol afvalemmers richt de kleine Sofia haar blik naar boven, naar de lucht. Zo leert ze wandelen in de wolken, verklaart ze later in een interview. De grond onder haar voeten kan ze zomaar laten verdwijnen. Dat er zoiets als communicatie zonder woorden bestaat leert Sofia door op te trekken met haar zwijgzame vader. Hij neemt haar mee uit wandelen op de steppen van Tatarstan; uren lopen ze naast elkaar zonder een woord te spreken. Toch hebben ze in de stilte contact met elkaar en de omgeving. Voor Gubaidulina’s ontwikkeling zijn dit belangrijke ervaringen, weet zij achteraf.
Dan breekt het moment aan waarop muziek haar de richting wijst. Sofia gaat met vijf of zes jaar naar de muziekschool. Er komt een piano in de flat en in haar leven. Ze kruipt er ook onder en ontdekt wonderbaarlijke klankenwerelden door op de snaren te spelen in plaats van alleen maar op de toetsen. De brave muzikale oefeningen die Sofia door haar muziekdocent opgedragen krijgt, volstaan in het geheel niet. Ze weet dan al dat de mogelijkheden van het muziekinstrument oneindig veel groter zijn. Dat doet in haar het verlangen naar componeren ontstaan. Zij roept naar eigen zeggen Gods hulp in om componist te mogen worden en belooft altijd hard te zullen werken. Met die wens in haar hart studeert Gubaidulina piano en compositie in Kazan en Moskou. De klankvoorstellingen die aan haar geest ontspruiten blijken uniek en volkomen eigen. En zeker ook controversieel. Ondanks de (voor ons) onvoorstelbare weerstanden die zij in de Sovjet-Unie ondervindt, blijft zij echter trouw aan haar eigen muzikale waarheid.

JvO, Sofia Gubaidulina als jonge vrouw | acrylverf op print, 2020
Resulterend in niet direct geruststellende muziek trekt Gubaidulina’s mysterieuze klankenrijkdom je een wereld in die je niet kunt begrijpen maar waarvan je het ontzagwekkende bestaan vermoedt. Een wereld die weliswaar een beetje bevreesd stemt, maar die je tóch wilt naderen. Haar welhaast kosmische muziek kun je niet anders beleven dan door dapper te zijn en je weerloos te laten onderdompelen. Wat gebeurt hier in ’s hemelsnaam?, denk je al luisterend – met de nadruk op ‘in ’s hemelsnaam’. In de Sovjet-Unie geldt haar muziek decennialang als ‘waanzinnig’ en wordt bestempeld als staatsvijandig. Gubaidulina belandt op de zwarte lijst. Reizen mag ze niet, haar huis wordt regelmatig doorzocht op ‘verboden lectuur’ en zij leeft in materiële armoede. Toch blijft ze doorwerken aan haar composities en zijn er dappere Russische musici die ze durven uit te voeren op geheime plekken die ‘de lange arm’ van de geheime dienst niet weet te vinden. De modernistische, eveneens Russische componist Dmitri Shostakovich (1906-1975) moedigt haar vanaf haar jonge jaren aan om voort te gaan op wat heet ‘de verkeerde weg’.
‘Alles was politiek gemotiveerd. Als je weigerde het regime te bezingen in socialistisch-realistische stijl, was het bijna onmogelijk te overleven. Je kreeg geen uitvoeringen, geen geld, niks. Maar ik kon geen lofzangen schrijven: we leefden in een volkomen immorele maatschappij.’
Sofia Gubaidulina
Tijdens de perestrojka onder Michail Gorbatsjov die in de jaren tachtig wat meer openheid brengt in de samenleving breekt Gubaidulina internationaal door. Haar composities worden vanaf dan uitgevoerd op steeds meer podia over de hele wereld. In Nederland is de onlangs overleden musicus Reinbert de Leeuw een belangrijk pleitbezorger en dirigent van haar werk. Na de val van de Sovjet-Unie verhuist Gubaidulina in 1992 naar een dorp bij Hamburg.
‘Ik was al zestig, mijn leven was grotendeels voorbij, maar eindelijk kon ik vrijelijk componeren wat ik wilde. Alle deuren gingen open.’
In interviews legt Gubaidulina op beeldende wijze uit wat er gebeurt tijdens het componeren. Dan lijkt er een veelheid aan met elkaar verknoopte klanken over haar te worden uitgestort. Als een verticaal van niet te duiden, onaardse geluiden – zo probeert zij de ervaring te beschrijven. Daarna is het haar opdracht als componist om deze chaotische kluwen van geluid te ontwarren en om te zetten in ‘vormen’. En alles te plaatsen binnen de dimensie ‘tijd’, die zij ziet als een horizontaal. Tijdens het werkproces is het volgens Gubaidulina zaak om niet alleen de stroom van het intuïtieve te volgen, maar hieraan welbewust vorm te geven door middel van mathematische principes.
Steeds is het grootste vraagstuk voor haar: hoe krijg ik de omzetting gerealiseerd van de volmaakte klankenwereld die zich aan haar openbaart naar een aardse, uitvoerbare vorm zonder deze te verminken en de rijkdom ervan te verliezen? Het hoeft daarom niemand te verbazen dat het traditionele instrumentarium van de klassieke muziek ontoereikend is voor de uitvoering van haar klankvoorstellingen. Ongewone opstellingen en bespelingswijzen van muziekinstrumenten komen veelvuldig voor in de opvoeringen van haar werk, waarbij soms ook de gehele zaal wordt gebruikt als klankkast. Bekkens en bellen, fluisterend, half-gezongen en gesproken teksten – Gubaidulina schuwt geen middel. Wat Reindert De Leeuw daarover zegt is waar: nooit gaat het daarbij om de originele vondst. Alles is vanzelfsprekend in haar muziek, de klanken ontvouwen zich en vormen een eenheid. Daar zou ik nog aan willen toevoegen: precies zoals het meest ongerijmde in nachtelijke dromen zich ook als normaal aan ons voordoet.
Dat haar werk spiritueel overkomt is juist. Voor Gubaidulina is muziek een vorm van religie en musiceren een religieuze daad. Zij verwijst in toelichtingen op haar werk steevast naar de herkomst van het woord religie – ‘re-ligio’, wat het opnieuw tot stand brengen van de connectie met het goddelijke betekent. Dat is wat volgens haar de opdracht van kunstenaars is: het creëren van een muzikale, literaire of beeldende taal om de band met het goddelijke te herstellen. Door muziek te beleven kan men de grens tot waar kennis reikt overschrijden en mysteries naderen. Die geestelijke ervaring is volgens Gubaidulina een heel belangrijke bron van vreugde en troost. Tegen de spirituele gevoelens die zich van kind af aan in haar roeren blijkt geen antireligieuze opvoeding noch Sovjetregime opgewassen. Het is juist onder deze druk dat haar stem in de muziek zijn vorm vindt.
‘Bij Sofia Gubaidulina betovert de buitengewone puurheid, het geloof in haar creatieve weg, in mensen, in de schoonheid en waarheid van de wereld.’
Maria Judina
Gubaidulina: Dialog: Ich und Du (3. Violinkonzert) ∙ hr-Sinfonieorchester ∙ Baiba Skride ∙ Altinoglu