luister

Erik Satie en Radio Van Overeem

In mijn kindertijd deed je mijn vader geen groter plezier dan om hem te vragen speciaal voor jou muziek uit te kiezen. Totaal geënthousiasmeerd door het verzoek zou hij zijn eerstvolgende vrije dag dan doorbrengen achter zijn zilverkleurige muziekinstallatie om  voor jou de sterren van de hemel op een cassettebandje te zetten. Jazz en klassiek, dat waren de muzieksoorten die daarvoor in aanmerking kwamen. We schrijven eind jaren ’70 van de vorige eeuw. Familie, vrienden en buren – iedereen werd stelselmatig voorzien van zijn bandjes vol muziekvondsten en genoot daarvan, of veinsde dat. Op een dag retourneerde een van mijn vaders collega’s een cassettebandje en voegde er met een geamuseerd lachje aan toe dat ook Radio Van Overeem goed was bevallen.

Radio Van Overeem

Thuisgekomen van zijn werk checkte mijn vader als de wiedeweerga de achterkant van het cassettebandje waarop per ongeluk een aflevering van Radio Van Overeem was blijven staan. Dat ‘radioprogramma’ was een inventie van hem. Tegelijk met zijn voor die tijd supersonische geluidsinstallatie met boxen (waarvan de maximaal toegestane afmetingen strikt werden vastgesteld door mijn moeder) had hij destijds meteen ook een losse microfoon aangeschaft. Daarmee interviewde hij mijn broer en mij op geacteerd serieuze radiotoon. Soms speelden wij de rol van wonderkinderen en wijdden wij uit over onze gefantaseerde talenten, dan weer waren wij jeugdige ruimtevaarders, of rondreizende circuskinderen.

In de aflevering die zijn collega per ongeluk ter ore was gekomen interviewde mijn vader ons over onze muzikale voorkeuren. De muziek plakte hij er later achter. Ik was op dat moment een jaar of acht en had juist – een voor mij – opzienbarende muziekontdekking gedaan: Erik Satie.

Klassieke muziek

Tot dan toe was mijn indruk van klassieke muziek dat het het in de meeste gevallen de algehele stemming compleet naar beneden trok. Walsen waren als enige dan wel vrolijk, maar die klonken dan weer nooit bij ons. De symfonieën van Bruckner waar mijn grootvader met ernstig gelaat soms tijdens ons zondagochtendbezoek naar luisterde vanuit zijn monumentale stoel leken eindeloos te duren en legden het familieleven volledig lam.

Het moest immers stil zijn in de kamer, volkomen stil. Elk toch nog per ongeluk uitgesproken woord van mijn grootmoeder kwam haar te staan op een geïrriteerde correctie waarna zij steevast, haar tranen onderdrukkend, naar de keuken snelde. Mijn broertje en ik hadden ons voor dit soort gelegenheden wijselijk geoefend in geruisloos kinderspel.

Als het op klassieke muziek aankwam, herinner ik me verder ook nog de angstige gevoelens die me als jong kind bevingen wanneer mijn tantes vingers tijdens Liszt-concerten geënerveerd over de pianotoetsen joegen. En niet te vergeten ‘de zwerfkei’ die altijd vanuit het niets op mijn borst leek te landen wanneer mijn vader in zichzelf gekeerd naar Mahler luisterde. Nee, tot mijn achtste levensjaar hield ik het op Blondie en Abba.

Ontdekking

Tot op de dag dat mijn vader met een heel speciaal gezicht een net gekochte langspeelplaat op de platenspeler legde. Ineens klonken daar de met niets te vergelijken klanken van de Gnossiennes van Erik Satie door de kamer, uitgevoerd door Reinbert de Leeuw.

Als met stomheid geslagen luisterde ik toe. Dat dat bestond: klassieke muziek die je niet meesleurt, je niet overweldigt – niet in het droevige noch het vrolijke. Niet tot huilen stemt noch tot dansen, maar je geruststelt en er lijkt te zijn omdat dat simpelweg moet. Muziek die zich bescheiden, fris en als volkomen vanzelfsprekend voor jou opent. Eenvoudig te volgen en tegelijk geheimzinnig.

Hoe ik als achtjarige mijn enthousiasme voor Satie heb toegelicht in de bewuste aflevering van Radio Van Overeem zal voor altijd in nevelen gehuld blijven; cassettebandjes werden bij ons thuis eindeloos hergebruikt.

Erik Satie (Honfleurs, 1866 – Parijs, 1925)

Treffend is het beeld van de kamer – waarin Satie bijna 28 jaar alleen had geleefd – die zijn broer kaal aantrof na diens dood. Met niet meer dan een bed, een tafel, een stoel, een halflege kast vol fluwelen pakken en een aftandse piano. Een ruimte met daarin alleen het essentiële. De parallel met zijn muziek is snel getrokken.

Satie’s bewuste gebruik van beperkte muzikale middelen stond aan het einde van de 19de eeuw min of meer los van zijn tijd. Daarin leefde nog volop de behoefte aan uitgebreide gevoelsuitingen van de Romantiek. Zelf schreef hij in 1912 in zijn mémoires: ‘Ik ben heel jong ter wereld gekomen in een zeer oude tijd.’

Muziek die je niet meesleurt, je niet overweldigt – niet in het droevige noch het vrolijke. Niet tot huilen stemt noch tot dansen, maar je geruststelt.

Mystiek

Zijn conservatoriumtijd in Parijs sloot Satie af zonder af te studeren (in 1905, behaalde hij alsnog diploma’s contrapunt en compositie), waarna hij zich vestigde in Montmartre en pianist (later orkestleider) werd bij het cabaret Le Chat Noir. In die periode componeerde hij onder andere het pianostuk met de raadselachtige, niet te vertalen titel Gnossiennes (1890) dat ik als kind hoorde. De titel is mogelijk een verwijzing naar de gnostiek die, zoals meerdere occulte stromingen, rond de eeuwwisseling opleefde binnen de Parijse kunstenaarswereld.

‘Ik ben heel jong ter wereld gekomen in een zeer oude tijd.’ Erik Satie

Kort gezegd bestaat binnen de gnostiek de overtuiging dat je niet vanuit intellectuele kennis, maar juist vanuit eigen oorspronkelijke wijsheid – want God huist in ons – tot geestelijke inzichten komt. Deze verklaring is goed denkbaar aangezien Satie in die jaren ook de huiscomponist was van de artistiek-mystieke beweging la Rose + Croix, opgericht door Joséphin Péladan.

In het verlengde van zijn mysterieuze titels liggen Satie’s raadselachtige en – zo vind ik – aantrekkelijke aanwijzingen voor de uitvoerend pianist, zoals bij de Gnossiennes: ‘Met een warm hart’, of ‘Zoals het schittert’, ‘Zich met helderziendheid wapenen’, ‘Alsof men een holte bereikt’, ‘Niet weggaan’, of ‘Open het hoofd’. 

Het is niet zo uitzonderlijk dat mijn vader eind jaren ’70 thuiskwam met een langspeelplaat met muziek van Erik Satie. Juist toen kreeg Reinbert de Leeuw bekendheid bij een groot publiek door de elpeereeks met de vroege werken van Satie.

“Ja, doe dat maar eens – hoe speel je ‘Très bien’?”

Reinbert de Leeuw

Voorloper

De eenvoud maakte Satie tot een voorloper in de muziek. Hierdoor (en door zijn excentrieke gedrag) bleef hij tijdens zijn leven lange tijd onbegrepen als kunstenaar. In zijn memoires tekende hij op:

‘Op dit ogenblik van mijn leven begon ik muzikaal te denken en te schrijven. Inderdaad, een slecht idee, een echt slecht idee! Want ik gaf zonder meer blijk van een ergerniswekkende originaliteit, die uit het gewone kader viel, anti-Frans en tegennatuurlijk.’

Erik Satie

Satie maakte gebruik van eenvoudige, zich herhalende melodieën, begeleid door parallelle akkoorden. En ook de delen binnen een muziekstuk verschillen muzikaal gezien weinig van elkaar. Muziek die zich niet ontwikkelde was totaal nieuw in zijn tijd. Pas in de tweede helft van de 20ste eeuw zou het vrij combineren van repeterende elementen in de muziek zijn opgang maken.

In 1898 trok Satie zich terug in Arcueil, een goedkope, landelijk gelegen voorstad van Parijs waar hij tot aan het einde van zijn sobere leven de eerder genoemde kale kamer bewoonde. Afgezien van met muziek hield hij zich bezig met mystieke zaken en het bestuderen van gotiek. Wanneer hij in het centrum van Parijs moest zijn, legde hij de afstand – heen en terug zo’n twintig kilometer – te voet af, gekleed in fluwelen pak. Naar het schijnt met een hamer in de hand voor je weet maar nooit.

In het laatste decennium van zijn leven werkte hij samen met Jean Cocteau en Picasso aan het ballet Parade (1917) met een orkest waarin soms schrijfmachines ratelen en schietende revolvers klinken. De première veroorzaakte een schandaal en deed Satie zelfs enkele dagen in de gevangenis belanden maar vestigde in één klap zijn naam als componist.

Vergeet wat je misschien denkt van Satie op grond van de ontelbare fragmenten van zijn muziek die zijn gebruikt onder documentaires. 

De moraal van dit verhaal: zet het hoofd open, bied kinderen muziek die niet voor hen bedoeld is, of begin tenminste een eigen radioprogramma.