Foto’s JvO, De tuin van Weleda, Zoetermeer, 2022
Op een regenachtige zomerdag in 2022 bezocht ik samen met een vriendin de tuin van Weleda in Zoetermeer – een Duits, biodynamisch cosmeticamerk dat wortelt in antroposofisch gedachtengoed. Ik gebruik het sinds ik geen armlastige student meer ben. Mijn vriendin en ik waren te weten gekomen dat een deel van de productie van plantaardige geneesmiddelen in Zoetermeer plaatsvindt. En dat er ook een tuin vol medicinale planten moest zijn die dat doel dient. Die wilden we weleens zien. Nieuwsgierig meldden we ons aan voor een van de weinige bezoekersdagen in het jaar.
Een verrassing wachtte ons. Niet zozeer de hartelijke ontvangst, de interessante uiteenzetting over de productieprocessen, of de vermakelijke workshop ‘zelf calendulazalf maken’ (en hoe vul je vervolgens zonder smeerboel een tube?) zorgden daarvoor, als wel de tuinman. Na de kruidenthee schuifelden wij onder een paraplu achter zijn rijzige gestalte aan, over de smalle tuinpaadjes, omlijst door druppende planten.
Al na een paar minuten luisteren naar de charismatische, welbespraakte tuinier met hoed dacht ik: ‘Laat iemand een filmcamera op deze man richten.’ Zo doordacht, doorvoeld en mooi verwoord als Jan Graafland (zo heet de tuinman) bleek te kunnen vertellen over planten, insecten en de magische kringloop van de natuur. We hingen aan zijn lippen. Een kaal stukje aarde was het ooit, aan de rand van een industrieterrein in Zoetermeer, waar Graafland ruim 25 jaar geleden (na een kantoorbaan die hem niet vervulde) begon als tuinman voor Weleda.
Het verbaasde me dan ook niet toen hij aan het einde van de tuinrondleiding vertelde dat hij een boek had gepubliceerd bij Uitgeverij Christofoor met de titel Groene genade, over zijn ervaringen als ‘tuinman in samenwerking met het groen’. Dat schafte ik de dag na het tuinbezoek direct aan en las het in één ruk uit. In korte, door zijn dochter geïllustreerde verhalen leidt Graafman je rond door zijn tuin, vertelt hij over de planten, de dieren, zijn geluksmomenten en twijfels.
Bij een commerciële productietuin verwacht je pragmatische orde: planten die soort bij soort – in banen schoon geschoffelde aarde – gedwee in het gelid staan te wachten op de pluk. Niet de woeste romantiek van de tuin die we aantroffen in Zoetermeer, zo vergelijkbaar met die van iedere bloempot of stukje land waar ik mijn gang mee mag gaan. Natuurlijk waren er ook gedefinieerde rijen oogstbare rode zonnehoedplanten, goudsbloemen en artisjokken, maar die mochten daar dan wel gezellig keuvelen met andere, in de buurt neergestreken planten. Inclusie, ook botanische – daar houd ik van!
De natuur laat vanzelf zien wat er waar zou willen groeien, merkte ik als beginnend tuinier alras. Druk dat niet zomaar de kop in, puur omdat je het niet zelf hebt bedacht. Kijk met aandacht en grijp alleen in waar het te dol wordt. Dat is gevoelsmatig altijd mijn devies geweest, omdat ik een natuurlijk ogende tuin het mooist vind en een aversie heb tegen overheersing in het algemeen. Mijn tuinbenadering zag ik nu bevestigd door Graafland, maar dan goed onderbouwd.
Hij vertelde tijdens de rondleiding – en in zijn boek – over een persoonlijke crisis die hij jaren geleden doormaakte als tuinman. ‘Ik ben moe. Het werk dat ik zo liefheb, valt me zwaar. Spitten, schoffelen, riet zeisen, onkruid wieden, bomen en struiken snoeien, heggen netjes knippen, rondleidingen geven, tientallen oogsten tijdig binnen zien te halen. Een tien willen halen […] Het streven naar perfectie begint me op te breken. Ik ben aan het vastlopen. Netjes en strak beginnen zich tegen mij te keren’, schreef hij.
Graaflands zorgen stapelden zich op totdat er zomaar een Bijbeltekst in hem opkwam: ‘Laat los en je zult losgelaten worden’, Lucas 6:37. Pas toen een tuinbezoeker met wie hij zijn dilemma ‘ingrijpen versus loslaten’ besprak hem wees op het taoïstische principe Wei Wu Wei (handelen door niet te handelen) realiseerde hij zich dat handelen, zowel als niet handelen, een actieve houding van hem vergden. Hij besloot zich voortaan terughoudend op te stellen in de tuin, maar iedere vorm van groei aandachtiger dan vroeger waar te nemen en alleen in te grijpen als het strikt noodzakelijk was.
Het voetpad van gras bleef hij bijvoorbeeld maaien in verband met de begaanbaarheid, maar daarbuiten liet hij het zijn gang gaan. Al snel ontstonden er wilde veldjes met rijk bloeiende graspluimen. Sprinkhanen namen nu voor het aller eerst hun intrek in de tuin. Vervolgens werd er een tijgerspin gesignaleerd en ja, die eet sprinkhanen. Toeval bestaat niet, er was een nieuwe kringloop ontstaan. Onkruid is een onzinnige term volgens Graafland; ‘bijkruid’ zouden we het moeten noemen.
Op sommige plekken liet Graafland de oprukkende distels met diepe penwortels met rust, zodat ze konden bloeien. Veel beter, want ‘distels steken is distels kweken’, luidt de volkswijsheid. De nectar van de distelbloem bleek vervolgens een lekkernij voor de honingbijen. En de zaden van de uitgebloeide bloem vormen het voedsel voor vogels als de distelvink. Dit is slechts een van de vele voorbeelden. Graafland trok zichzelf en de tuin uit een diep dal. De hof kwam nu volledig tot leven.
Foto JvO, Onze volkstuin, mei 2023
Door Graafman begrijp ik pas werkelijk hoe onze eigen tuin kon transformeren van een aan het begin nog door slakken belegerd oord vol witte vlieg en wormvrije kleigrond naar een bloemenzee zonder plagen, waar padden, vlinders en bijen graag geziene gasten werden. Door op zeker moment te aanvaarden dat sommige gecultiveerde tuinplanten er niet konden aarden, juist wilde bloemen te planten en te zaaien, de kleigrond geduldig te voeden met compost van eigen bodem en de natuur te laten meebesluiten over de beplanting is er in de loop der jaren een natuurlijk evenwicht ontstaan.
Zo kun je ook je leven leiden. Dwing niets af, observeer aandachtig, grijp alleen in wanneer nodig en wees blij met wat er ontstaat – al was het soms anders dan je hoopte.