werk

De waarde van kunst – jonge kinderen in het museum

Voordat ik mijn gedachten uiteenzet over het belang van kunstonderwijs voor de ontwikkeling van kinderen gaan we voor een moment terug in de tijd. Wij staan immers op de schouders van onze voorgangers. Kunstonderwijs in Kunstmuseum Den Haag, sinds wanneer eigenlijk? Je kunt gerust stellen dat educatie in het DNA van het museum zit. Van Gelder was er directeur van 1912-1941 en hij had bij de opening van het museumgebouw van Berlage in 1935 al uitgesproken ideeën over de educatieve taak van zijn museum.

Verheffing

Het museum had volgens Van Gelder een actieve rol te vervullen op het gebied van wat heette ‘de vorming van de mens’. Kunst zou een verheffende werking hebben, ook in moreel opzicht. Typisch een notie uit die tijd. Speciaal ook de jeugd wilde Van Gelder stimuleren om naar kunst te komen kijken, hij hechtte waarde aan een goede samenwerking met scholen en voerde een museumjaarkaart in. Nu zien we daar allemaal het belang van in, destijds was dat bijzonder.

Opname van een van de eerste kinderactiviteiten die na de Tweede wereldoorlog voor werden georganiseerd in Kunstmuseum Den Haag tijdens de tentoonstelling ‘Kinderen uiten zich’ (1951).

Paedagogische afdeling

Museumlessen voor het basisonderwijs zijn er in het Kunstmuseum sinds 1953. Didactisch waren deze gebaseerd op een vraag- en antwoordspel. Geen klassieke rondleidingen, geen eenrichtingsverkeer. Vraag en antwoord, een vooruitstrevende methode in de jaren ‘50. In die tijd werd in het museum ook de zogenaamde ‘paedagogische afdeling’ in het leven geroepen, een van de eerste afdelingen Educatie in het land.

Museumles | Kunstmuseum Den Haag | begin jaren ’50

De wijk in

Er werden wijktentoonstellingen georganiseerd en mobiele tentoonstellingen in een speciaal ingerichte legerbus om, let op, al in de jaren ’50 de drempel naar het museum te verlagen. Een concept dat in de jaren ’70 onder de titel KunstKar in reprise zou worden genomen.

‘Kunstkar’ | Kunstmuseum Den Haag | eind jaren ’70

Doen en zien

In 1962 werd er in het museum een ‘kinderwerkplaats’ ingericht naar Amerikaans voorbeeld, nu Museumatelier geheten. Zo’n beetje elk kunstmuseum beschikt daar tegenwoordig over – en gelukkig maar. Ook ging in de jaren ’60 de innovatieve cursus Doen en Zien van start waarin voor het eerst receptieve kunstbeoefening – kijken naar kunst – werd gecombineerd met actieve kunstbeoefening. Het idee was dat door zelf te doen je beter ging kijken. Ook nu – u weet het – nog altijd een leidend beginsel in de wereld van museumeducatie: actief, receptief en reflectief.

Educatie als pijler

Met ups en helaas ook downs in de jaren ‘80 onder andere ten gevolge van drastische bezuinigingen is educatie nog altijd een speerpunt binnen ons museumbeleid. In de laatste decennia kwam er veel bij: een programma voor het voortgezet-, en middelbaar beroepsonderwijs, kinderworkshops en familieactiviteiten, Open Kinderatelier op zondag, de interactieve tentoonstellingsvleugel Wonderkamers, een kindermuseumzaal en niet te vergeten onze serie kinderkunstboeken samen met Uitgeverij Leopold.

Vorming

Waarom vertel ik dit alles? Omdat we er razend trots op zijn, maar ook omdat de noties van Van Gelder van voor de Tweede Wereldoorlog zo achterhaald nog niet zijn. Alleen met die vermeende ‘moreel verheffende werking’ zou ik voorzichtig willen zijn. Dat kunstonderwijs bijdraagt aan de brede ontwikkeling van kinderen en aan de vórming van mensen – dat durf ook ik – zo’n 100 jaar later – nog steeds te stellen. Het museum neemt daarin een wezenlijke plaats in. Natuurlijk, dat zult u vast ook denken. Hier is het immers dat je kunst – authentieke kunstwerken – kunt bekijken en beleven tussen andere kunstwerken – – en dat alles in een bijzonder gebouw.

Zoals onze museumdirecteur Benno Tempel altijd zegt: “Voetbal leer je ook niet uit een boekje”. Toch is het niet zomaar dat ik dit benadruk. Want er staan ergens spreekwoordelijke wetten in de weg en praktische bezwaren.

Kunsteducatie op school

Als ik dit betrek op het primair onderwijs zit het met de wetten – in figuurlijke zin – tegenwoordig best goed. Er zijn aardig wat ontwikkelingen die bijdragen aan een goede bodem voor kunstonderwijs. Steeds meer scholen formuleren hun visie op kunstonderwijs; het aantal interne cultuurcoördinatoren neemt toe, cultuurcoaches in de stad staan scholen met raad en daad bij en ook inhoudelijk wordt het kunstonderwijs steeds beter overdacht. Denk aan ontwikkelingen als: Doorlopende Leerlijnen, Filosoferen met kinderen, Informeel leren en Authentieke kunsteducatie.

Met school naar het museum

Vele duizenden leerlingen uit het Haagse basisonderwijs bezoeken dit museum, ieder jaar weer. Toch zijn er ook duizenden die hier niet terecht komen of sporadisch. Bezwaren, helaas die zijn er ook. Een groot aantal beperkingen die scholen ondervinden om met de klas naar het museum te komen is volstrekt begrijpelijk – laat daar geen misverstand over bestaan.

Belemmeringen

Officieus onderzochten wij twee jaar op rij welke factoren een belemmerende uitwerking hebben op museumbezoek. Een klassieker is: vervoer en geld. Dat speelt bij ons minder een rol aangezien we busvervoer aanbieden voor Haagse scholen en een laag, niet- kostendekkend tarief rekenen.

Onderwijstijd

Duidelijk kwam echter naar voren: de factor tijd, het gebrek daaraan. En de overvloed aan keuzes in de stad en op school. Er moet véél op school. Veel dingen zijn inderdaad ook belangrijk. Denk aan Rekenen en Taal, maar ook aan programma’s om pesten tegen te gaan en kinderen mediawijs te maken enzovoort.

Onbewuste noties

Interessant is dat we tijdens ons veldonderzoek op twee half bewust half onbewuste onduidelijkheden stuitten die ik hier zal bespreken. De eerste heeft betrekking op onvoldoende inzicht in wat kunstonderwijs nu precies oplevert. Wat leert een kind ervan? Hoe meet je dat? Het tweede wat ons opviel was dat museumbezoek vaak wordt aangeduid als ‘een uitje’. Dat klinkt zo vrijblijvend. Geldt museumbezoek dan niet als onderwijs?

Tekenen

Dit laatste heeft misschien iets te maken met het feit dat kunstonderwijs wortelt in de oude vakken Tekenen en Handvaardigheid. Van oorsprong actief van opzet, uitgevoerd in een klaslokaal en in ieder geval in mijn schooltijd zonder link met de wereld van de kunst. Alles buiten het klaslokaal stond gelijk aan een uitje.

Kunst beleven

Nog even iets over dat klaslokaal. Kinderen kunnen natuurlijk prima beeldend werken in de klas en als leerkracht roep je – als je de kunst er wel bij wilt betrekken wat gelukkig steeds vaker gebeurt – op het smartboard binnen een paar seconden afbeeldingen van werk van Mondriaan op of van iedere andere kunstenaar die je wilt. Maar is dat beleven van kunst? Draagt dat bij aan het ondervinden van hoe gelukkig je in een museum kunt zijn? Wij denken van niet. Kom voor het werkelijk kijken naar en beleven van kunst naar het museum.

Opvoeden

Wat levert kunstonderwijs op? Om over die vraag te kunnen nadenken, zoomen we eerst even uit kijken we naar het grotere geheel. Een kind komt ter wereld. De taakverdeling is als volgt: volwassenen beginnen aan de opvoeding en het kind ontwikkelt zich vanuit zichzelf zowel als onder invloed van zijn context.

Wat willen die volwassenen eigenlijk voor hun kind? Dat het gezond en gelukkig is en zich zodanig ontwikkelt dat het later een plek in de samenleving vindt waarin het zich prettig én zinvol voelt en in zijn levensonderhoud kan voorzien.

Onderwijs

En daar komt het onderwijs om de hoek kijken. Volwassenen roepen hulp in – van school. Op dat moment gaat onderwijs deel uitmaken van de opvoeding. Om in de samenleving een plek te vinden moet je van alles weten over de wereld en allerlei dingen kunnen. Daarom wordt alles wat er in de wereld is op school vertaald in leerdomeinen. Van Taal tot Rekenen tot aan Mens & Maatschappij en dus ook Kunst. De volwassene toont het kind de wereld zodat het er kennis mee maakt en erover leert. In theorie geen vuiltje aan de lucht dus: kunst maakt deel uit van de wereld en is derhalve ook een schoolvak. Toch lijkt op dit punt steeds weer extra onderbouwing nodig te zijn.

Twijfels

In de sluimerende vraag naar het rendement van kunstonderwijs, zitten misschien wel in het geheim twee soorten twijfel verborgen: twijfel aan het nut of de waarde van kunst in het algemeen. Oei… En twijfel aan wat een kind aan kunst heeft… Nu wordt het tricky want aan de waarde van kunst zou je tenminste een heel boek kunnen wijden. Ik zeg er in het kort het volgende over.

De waarde van kunst

Kunst heeft vaak iets van doen met verwerking van het bestaan. Een kunstenaar reflecteert op wat het is om mens te zijn – sterfelijk, lichaam en geest – in de wereld – alleen en ook tussen en met andere mensen. De wereld gaat door het piepkleine sleutelgat van zijn of haar geest en treedt naar buiten als kunstwerk, als stukje parallelle wereld. Vergelijk het in zekere zin met wat er ’s nachts onbewust gebeurt tijdens je slaap. Je verwerkt ervaringen van overdag in beelden en verhalen. Zou je ’s nachts niet dromen, dan werd je knettergek. Een maatschappij zonder kunst? Ondenkbaar en ik zelf zou hem vrezen met grote vreze.

Betekenis

Wat betekent kunst vervolgens voor de beschoúwer? Kunst beleven gaat in z’n meest geslaagde vorm over verrassing, zowel als plotselinge diepe herkenning. Datgene wat je niet voor mogelijk had gehouden én dat waar je zelf geen woorden voor kon vinden – het onzegbare, het onzichtbare of het onbegrijpelijke ineens tot uitdrukking gebracht door een kunstenaar. Dat is minder vaag dan u misschien denkt, er zijn veel dingen waarvoor onvoldoende woorden, of rationele verklaringen bestaan, bijvoorbeeld liefde, onbehagen, solidariteit, angst of verlangen. We handelen minder rationeel dan we denken. En eigenlijk gaat het vaak juist dan om de dingen die er in een mensenleven écht toe doen.

Schoonheid en troost

Er is nog meer dat kunst je kan geven. Leren zien van schoonheid. Daarbij wijst kunst vaak de weg. Het ervaren van schoonheid brengt een mens geluk. Plezier. Ontspanning. Opgetild worden boven de dagelijkse realiteit uit. Genieten van: dingen willen weten, (ge)voelen en zelf denken. Zin krijgen om iets te maken. Niet triviaal: dit soort geluk en plezier. Mens zijn, ook in het rijke Westen, is zo gemakkelijk niet. Plezier geeft kinderen lucht om te leren; volwassenen om te werken.

Denken

Dan weer terug naar de tweede vraag. Wat zou een kínd aan kunst hebben? Nou, alles wat ik net noemde. Zal ik daar nu nog veel aan toevoegen? Een paar dingen nog. Kunst zet aan tot nadenken. Nadenken over dingen, niet te verwarren met wéten. Daar heeft een mens iets aan. Je kunt er vroeg mee beginnen. En het gebeurt vanzelf door naar kunst te kijken, nou ja met een zetje hier en daar en mits je je openstelt. In contact komen met verschillende denkwerelden van kunstenaars – het verruimt je denkraam beetje bij beetje.

Creativiteit

Ook is er de creativiteit waaraan kunstonderwijs bijdraagt: het verzinnen van oplossingen en nieuwe dingen. Alles, afgezien van onze natuurlijke wereld, is ooit door iemand bedacht. Door iemand die dacht: hé, zo wordt het handiger, zo wordt het mooier of interessanter. Iemand die een verlangen voelde en daarnaar handelde. En anderen die daar vervolgens iets aan hadden. Tijdloos nodig.

Eigenheid

Ook goed om te bedenken is dat opvoeding en onderwijs verder gaan dan het onderwijzen van de wereld. Je leert thuis en op school stapje bij beetje ook over wie jij zelf bent en hoe anderen. Of tenminste zo zou dat goed zijn: kinderen helpen om zich te ontwikkelen in hun eigenheid, hun voorkeuren en talenten.

De meeste mensen lukt het wel om een of ander diploma te behalen, maar waardoor je je plek vindt hopelijk is door wie jij bent – jouw eigenheid. En dat is kapitaal, niet alleen voor jezelf, ook voor de samenleving. Kinderen kunnen wat mij betreft niet vroeg genoeg over zichzelf en anderen leren nadenken.

Zoals je bijvoorbeeld door sport op school onder andere ontdekt wat je lichaam kan (en in mijn geval nadrukkelijk wat niet), zo leer in confrontatie met kunst ook over jezelf. Wat stoot jou af, wat trekt je aan, wat ontroert je, wat maakt je aan het lachen, wat roept verontwaardiging op?

Ik en de ander

Maar ook de ontmoeting met het soms onbegrijpelijke en afstotende in kunst leert je iets. Namelijk het onveilige van gedachten van anderen waarmee jij je niet verwant voelt. Wen er maar aan. Je bent immers niet alleen op aarde.

Dat zijn de confrontaties die ik bedoel. Dat zijn de momenten waarop je stukje bij beetje ontdekt hoe je in elkaar steekt. Door opvoeding en scholing steeds een stapje dichter bij de ontdekking van wat je op deze aarde komt doen. Voorbereiding op zingeving van het bestaan.

Brede ontwikkeling

Al die tijd in dit betoog heeft u mij geen concrete onderwijsdoelen horen noemen. Daarmee bedoel ik niet dat dat niet zou kunnen, zeker niet, maar wat ik u wil duidelijk maken is dat kunstonderwijs bijdraagt aan iets groters, namelijk aan de brede ontwikkeling van kinderen, van emotioneel tot cognitief – aan de vórming van mensen. De opbrengst van kunstonderwijs zal niet direct en gemakkelijk meetbaar zijn, maar in laagjes neerslaan – als humus om op te bloeien.

Relativering

En dan nu de relativering – ik zal mijn romantische natuur tijdelijk een halt toeroepen: kunstonderwijs is natuurlijk maar een klein schakeltje in die grote keten en een museumles is daar een fractie van. Maar toch, iedereen kent zo’n bliksemschichtmoment waarop je wist: dit is belangrijk, dit onthoud ik. Een kunstwerk, een les, of een museum kan dat zijn. Op zo’n moment voel je kort en fel dat je leeft en wat daarvan de waarde is.

Respect

En als er géén snaar gaat trillen bij kunst? Dat gebeurt ook. Prima, maar dan weet je tenminste dat kunst bij de wereld hoort, musea bij cultuur en dat dat betekenis heeft. Mij zal je beslist niet in een voetbalstadion tegenkomen, maar ik heb respect voor de prestaties van voetballers en heb iets over voor de instandhouding van stadions. Als dat besef de minimale opbrengst van kunstonderwijs zou zijn, is dat al iets.

Klein en groot

Verwacht geen rekenlessen noch toetsresultaten in Kunstmuseum Den Haag, u begrijpt het inmiddels. Rekenen kan erin voorkomen. Dat wel. Maar verwacht een ervaring die in al zijn bescheidenheid zowel als zijn potentiële grootheid een klein beetje bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen. Misschien geen onmiddellijk toetsbaar leerrendement, maar uitbetaling op de langere termijn.

Met plezier verwijs ik naar de wijze woorden van Antoine de Saint-Exupéry, schepper van Le petit prince.

Als je wilt dat mensen een schip bouwen geef dan niet de opdracht om hout te verzamelen maar leer hun verlangen naar de eindeloze zee.’

Antoine Saint-Exupéry

Verlangen brengt mensen in beweging. Mocht u een beetje vergeten zijn waarnaar u verlangt? Kom naar het museum en breng vooral kinderen mee.


De eerste versie van deze tekst schreef ik voor mijn lezing tijdens het symposium ‘De waarde van kunst – jonge kinderen in het museum’ in Kunstmuseum Den Haag op 9 september 2015. Drie andere lezingen werden die dag verzorgd door auteur en beeldend kunstenaar Ted van Lieshout, wetenschapsjournalist Mark Mieras en door Ocker van Munster, oud-directeur-bestuurder van het LKCA.